Mijn vorige schrijven ging over ‘anders zijn’. Daarin sprak ik uit dat het gevoel van ‘anders zijn’ je kan belemmeren om aansluiting te vinden met anderen. Daarover wil ik uitweiden vandaag in de vorm van mijn eigen verhaal.
Vanaf dat ik een klein meisje was had ik het gevoel dat ik anders was. Anders dan mijn familie, anders dan mijn vriendinnetjes en later bleef dat gevoel, op de middelbare school en ook op het hbo en tijdens mijn werkende leven.
Op de lagere school was ik heel stil en verlegen of misschien meer angstig. Ik was altijd bang voor de reacties van volwassenen (en sommige kinderen). Dat ze een grap zouden maken die ik niet begreep of niet grappig vond. Mijn opa had er een handje van: hij bood me snoepjes aan en als ik er een pakte bleken het zijn pillen te zijn, hij graaide ze weg en moest hard lachen. Ik voelde me dom en gewoon voor de gek gehouden. Ook aan de telefoon gebeurde dit soort grappen. Als ik opnam zei hij: “hallo, weet je niet wie ik ben?”. Ik scheet in mijn broek om het verkeerde antwoord te geven, aan de andere kant van de lijn werd gelachen. Mijn opa snapte duidelijk niet dat ik me ongemakkelijk voelde bij zijn grappen. Resultaat: ik hield mijn mond wel.
Op school was het niet veel anders. Kwam ik klasgenootjes tegen in de stad of op een plek waar ik ze niet verwachtte, dan zei ik niets en deed ik net of ik ze niet zag. En met de leraar had ik ook problemen (klik hier voor een fragment). En die had je niet één jaar, maar wel drie. Alle ouders vonden hem geweldig.
Er was één jongetje in de straat bij wie ik mezelf kon zijn toen ik nog heel jong was, een jaar of vijf, zes. Ik herinner me dat we portretten van elkaar moesten maken en dat ik zijn hoofd had getekend met wat lange tanden, dat we er allebei om moesten lachen. Dat ik helemaal mezelf was. Ik herinner me ook dat we samen computerspelletjes speelden en dat hij vertelde over zijn broer en zijn ouders. Dat hij eerlijk tegen me was en dat ik hem lief vond. We filosofeerden over het leven, liepen samen naar school. Een fijne herinnering. Die vriendschap ging over, we verloren elkaar uit het oog.
‘Anders zijn’ als comfortzone
Ik had een modus gevonden om om te gaan met het ‘anders zijn’. Ik zei zo weinig mogelijk, en als ik wel wat zei was ik betweterig en flauw. Op de middelbare school was ik nog slechts een schim van mezelf. Ik deed iedere dag mijn ding, had thuis veel ruzie en was op school erg braaf. Ik hoefde weinig voor school te doen en vond mijn heil in muziek en een vriendje. Ik luisterde naar muziek als ik boos was of als ik behoefte had om geraakt te worden. Ik had mezelf zoveel mogelijke zwarte kleren aangemeten en ging als boze alto-tiener door het leven. Een fantastische manier om mensen bij je weg te houden. Ik trachtte al mijn onzekerheid te verhullen met een goed staaltje acteerwerk. Toen ik zestien was en ging stappen ontdekte ik dat ik me vrij voelde als ik op de dansvloer stond. Dat het me dan niets kon schelen, dat ik dan in mijn eigen dansbubbel zat. We gingen los op Rammstein en andere muziek die mijn gevoel aansprak. In ‘the move’ mocht ik anders zijn.
Een deel van het ‘anders zijn’ gebruikte ik naar de buitenwereld als survivalmodus. Dat hield de mensen weg die me sowieso niet begrepen. De mensen die ik wel een beetje toeliet, die liet ik niets anders zien dan de stoere, zelfverzekerde chick die zich niets van anderen aantrok en alles beter wist. Ik leerde dat ik op basis van stem, gezicht, houding, gebaren, kleding en woordgebruik precies wist wie wel en wie niet in mijn straatje lag. Zo leerde ik manoeuvreren in de wereld. De mensen vermijdend die me konden kwetsen en de rest kwam ‘tot hier en niet verder’.
Eenzaam
En ondertussen was ik eenzaam, ontzettend eenzaam. Ik had genoeg vriendinnen, maar niemand die me echt kende. Ik huilde mezelf iedere avond in slaap en was behoorlijk depressief. Mijn dagboek stond vol met gedichten en wanhoopskreten. Natuurlijk wist niemand dat.
Gedicht, 15 jaar
Hulp zoeken
Pas toen ik op mezelf ging wonen, durfde ik hierin stappen te ondernemen. Ik zocht hulp. De eerste dame waar ik een gesprek had behandelde me als een klein kind. Een van de eerste dingen die ze tegen me zei was: “je hebt in ieder geval geen eetprobleem”. Nou had ik geen eetprobleem, maar hallo, hoe kon zij dat weten, ik was een meester in alles verbergen en, dacht ik, als ik wel een eetprobleem zou hebben zou ik het nu niet meer willen vertellen. Mijn vertrouwen in haar was weg. Ik ben nog maar één keer geweest, daarna zei ze dat er niets mis met me was. Ik werd daardoor gesterkt in mijn gedachte: “ik mag niet zeuren, ik heb niets te zeuren”.
Later ben ik naar een maatschappelijk werker gegaan. Er was een zeer vriendelijke en bijzonder knappe jongeman die me begeleidde. Hij kon niets met mijn problemen maar, hij deed wel zijn best. Hij vertelde me een keer in een gesprek dat hij het moeilijk vond me te helpen omdat ik zelf heel goed wist wat goed voor me was: ik wist alles al.
“Stop it”
Het was me duidelijk geworden. De enige die mij kon helpen was ik zelf. Er waren twee opties. Stoppen met leven of stoppen met me rot voelen. De eerste optie heb ik overwogen, veelvuldig. Maar nooit echt serieus. De tweede optie bleef over. Hoe dan? Ik paste een heel gemakkelijke strategie toe in de trant van (https://www.youtube.com/watch?v=K7zcQbUodUw). Bij ieder naar gevoel stopte ik het keihard weg, ging iets anders doen, liet me niet verleiden. Ik verbood mezelf te voelen. Ik zou starten met mijn derde opleiding en deze wel in een keer afmaken. Ik zou discipline laten zien, ik zou hardwerken, ik zou succesvol worden.
Het lukte.
Ik studeerde af (4 jaar)
Saai
Kreeg een baan op de Hogeschool Utrecht (2 jaar)
Saai
Een andere baan bij Capgemini (2 jaar)
Nog saaier
Een derde baan bij MSD (5 jaar)
OMG Bore-out!
Ik vond alles saai en was verre van trots op wat ik deed, terwijl iedereen me continu complimenteerde. Ik snapte helemaal niets meer van de wereld. Ik had me zo aangepast dat ik in het plaatje paste, en nog… nog was ik anders. Waarom had ik geen werkplezier? Waarom vonden collega’s niet belangrijk wat ik belangrijk vond, waarom was het werk zo ubersaai?!
Gelukkig was ik erg goed in de krenten uit de pap vissen en zo ontmoette ik af en toe collega’s bij wie ik aansluiting vond (tot op zekere hoogte natuurlijk, want ik had mijn masker), daarnaast creëerde ik leuke projecten of trok ze naar me toe. Dat maakte het geheel werkbaar.
Boventalligheid was een kans
Mijn boventalligheid bij MSD was een kans. Ik ging een ommedraai maken. Ik realiseerde me dat ik al jaren mijn gevoel had onderdrukt en daarmee een groot deel van mezelf. Dat is nu vijf jaar en heel veel worstelingen geleden. Ik begon met een stilteretraite en een cursus MBTI. Daarna volgende een coachopleiding, nog twee verschrikkelijk confronterende banen een eigen bedrijf en nog een eigen bedrijf; therapiesessies, coaching en verschillende gave cursussen.
Puzzelstukjes
Nu ben ik 40 en heb ik een eigen bedrijf, daar ben ik wel een beetje trots op. Maar waar ik trotser op ben: ik voel de puzzel die Jelke is steeds completer worden. In mijn leven ben ik af en toe mensen tegengekomen die zo’n puzzelstukje bij zich hadden en het dan onverwachts ineens op z’n plaats legden. Een waanzinnige ervaring, en zo dankbaar. De meest opvallende, levensverandererende puzzelstukjes kwamen van opmerkingen van onbekende mensen die ik daarna nooit meer heb gezien.
Ik heb misschien wel bijna 40 jaar lang gevochten tegen wie ik ben. En ik ben daar altijd erg moe van geweest. Ik durf nu te zeggen dan ik op dit moment accepteer wie ik ben. En dat is belangrijker dan alle acceptatie van de buitenwereld bij elkaar.
*ik moet wel een kleine noot maken. Er zijn natuurlijk wel mensen in mijn leven geweest die me altijd gesteund hebben, die er voor me waren. Die ook zeker een bijdrage hebben geleverd aan mijn ‘becoming’. Laat het duidelijk zijn dat dit artikel niet gaat over die mensen en hun gedrag, zij konden alleen dat deel van mij zien dat ik liet zien. Dit artikel gaat over mij en mijn gedrag.
Comments